Valkuilen bij schildklier bloedonderzoek

De schildklier heeft een centrale rol in de stofwisseling. Bloedonderzoek bij de diagnose en behandelingen van schildklierziektes behoort daarom tot de meest aangevraagde bepalingen in het laboratorium. Bij de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC) staat dit bloedonderzoek op de 5e plaats.

CBG/MEB
Schildklierdiagnostiek en valkuilen; oplettendheid is geboden
GWA Lansbergen, MAM Frasa, EGWM Lentjes | NVKC

Bij te weinig schildklierhormoon (FT4) verlopen allerlei processen in het lichaam trager. Dat gaat vaak samen met klachten als moeheid, traagheid, lusteloosheid, gewichtstoename en obstipatie. Het hormoon dat de schildklier stimuleert (TSH) gaat daarbij omhoog.

Te veel schildklierhormoon (FT4) leidt juist tot versnelling van veel processen met gevolgen als gejaagdheid, vermagering, hartkloppingen en diarree. Daarbij gaat het hormoon dat de schildklier stimuleert (TSH) omlaag.

Valkuilen

Over het algemeen passen de laboratoriumuitslagen van de FT4 en TSH bij de klachten van de patiënt en zijn de FT4 en TSH goed te interpreteren. Verwarring kan optreden wanneer uitslagen een afwijkende verhouding FT4/TSH laten zien en de klachten niet te verklaren zijn. In het artikel ‘Schildklierdiagnostiek en valkuilen; oplettendheid is geboden’ worden diverse valkuilen rondom schildklierhormoondiagnostiek besproken. Als eerste valkuil wordt therapietrouw genoemd. De suggestie wordt gewekt dat de patiënt zelf de belangrijkste schuld heeft. Eén enquête uit 2004 is het ‘bewijs’ dat 22% van de gebruikers zou lijden aan therapieontrouw. Aan bod komen ook lithium, biotine en amiodarone.

Een echte valkuil in schildklierdiagnostiek is gebruik van biotine als supplement. Immunoassays die zijn gebaseerd op streptavidine-biotine binding kunnen hierdoor aanzienlijke interferentie vertonen. 
Als gevolg van de biotineconcentratie aanwezig in het patiëntmateriaal kan een sandwich assay als TSH foutief verlaagde waarden geven, en een competitieve assay als FT4 of FT3 foutief verhoogde waarden.

Het CBG noemt  dat sint-janskruid een wisselwerking heeft met levothyroxine. Hierdoor is mogelijk een hogere dosis van levothyroxine nodig. 

Hoe dan wel?

De simpele aanbeveling hoe het dan wel moet, ochtends-vroeg-nuchter-zonder pillen, staat er niet bij. Het gevolg van prikken na het slikken wordt niet uitgelegd. Daarnaast ontbreekt iedere informatie over onregelmatig gebruik van levothyroxine.

Amiodarone

Bij amiodarone kunnen het Wolff-Chaikoff effect en het Jod-Basedow effect voorkomen.

Standaardisatie en interferentie

Over de problemen rond de bepaling van FT4 wordt tegenwoordig veel geschreven. Ook het artikel legt uit dat het een uitdaging is om de FT4 juist te meten. Vroeger scheidde men eerst de gebonden en vrije fractie van de T4, voordat de waarde van de FT4 gemeten werd. Nu niet meer, omdat het te duur is. Dat is mede een van de oorzaken dat elk lab z’n eigen referentiewaarden heeft van FT4. Wat een zeer grote valkuil is. En waardoor de standaardisatie van schildklierfunctie tests hoog op de verlanglijst staat.

Interferentie bij schildklierhormoonbepalingen kan worden veroorzaakt door bepaalde antistoffen in het bloed van de patiënt. Onderscheid kan worden gemaakt in heterofiele antistoffen (human-anti-animal antibodies’; HAA) en ‘human-anti-mouse antibodies’ (HAMA’s) genoemd, aangezien veel laboratoriumassays gebruik maken van antistoffen afkomstig van de muis.



Reacties