Bij het stellen van de diagnose schildklieraandoening worden de volgende onderzoeken gebruikt.
Anamnese
Anamnese is het gesprek met je arts waarin je je ziektegeschiedenis bespreekt.
Bloedonderzoek
Een laboratorium bepaalt op verzoek van de arts diverse waarden in het bloed, meestal de TSH, als er aanleiding voor is ook de FT4 en antistoffen. Denk aan TSH-receptor antistoffen en TPO-antistoffen.Beeldvormend onderzoek
Voorbeelden zijn: echografie, röntgenfoto, scintigrafie, FDG PET/CT-scan, CT-scan en MRI.
Lichamelijk onderzoek
De arts voelt in de hals naar de schildklier naar struma of nodusse en kijkt ook naar de ogen en scheenbenen.
Punctie
Met een dunne naald wordt wat weefsel uit de schildkliernodus (knobbel) gehaald, wat wordt onderzocht in een laboratorium.
Tumormarkers
Een tumormarker is een stof die in het lichaam voorkomt bij kanker in bloed, urine, hersenvocht en ander weefsel.
Weefselonderzoek
Onderzoek van bijvoorbeeld een halve schildklier die in hele dunne plakjes wordt gesneden en onderzocht op kankercellen.
Weefselonderzoek
Onderzoek van bijvoorbeeld een halve schildklier die in hele dunne plakjes wordt gesneden en onderzocht op kankercellen.
Reacties
Een reactie posten