Een onderzoek dat altijd weer terugkomt, is het bloedonderzoek. Met dit onderzoek in combinatie met eventuele klachten is te zien of de dosis schildklierhormoon goed is.
Jodium
Om het schildklierhormoon te kunnen aanmaken, heeft de schildklier jodium nodig. T4 en T3 bevatten jodiumatomen; T4 bevat vier atomen en T3 bevat er drie. Jodium is een noodzakelijk onderdeel van onze voeding. Jodium krijg je dagelijks binnen door het eten van jodiumhoudend zout in onder andere brood. Jodium zit ook in vis en eieren. Jodium wordt actief vanuit het bloed de schildklier in getransporteerd. Hetzelfde gebeurt met tyrosine, een aminozuur. Een aminozuur is een bouwstof voor eiwit.
Tyrosine
In de schildklier worden uit dit opgenomen tyrosine en het jodium twee stoffen gevormd: monojodotyrosine (MIT) en dijodotyrosine (DIT). Daarna kan er naar behoefte koppeling plaatsvinden tot T4 (DIT + DIT) en T3 (MIT + DIT). Dat gebeurt onder invloed van het peroxidase-enzym (TPO).
Follikels
Het gevormde schildklierhormoon wordt opgeslagen in de follikels of blaasjes van de schildklier. Van daaruit wordt het hormoon uitgescheiden in het bloed.
Omzetting T4 naar T3
Naar behoefte van het lichaam, weefsels en cellen wordt T4 omgezet in T3. Dat gebeurt onder andere in de lever, de spieren en de hersenen. Je noemt dit proces
dejodering.
Stofwisseling
Schildklierhormoon speelt een grote rol bij de stofwisseling in alle cellen. Stofwisseling is het opnemen van voedsel en het omzetten van dat voedsel in energie. Die energie is nodig voor alle lichaamsprocessen. De schildklier zorgt dus dat het lichaam genoeg energie krijgt om te functioneren.
|
Structuur van de jodotyrosines MIT en DIT en de jodothyronines T4 en T3 |
Reacties
Een reactie posten