Een te hoge TSH met een nog ‘normale’ FT4 wordt een subklinische hypothyreoïdie genoemd. Niet iedereen heeft dan klachten, terwijl er in het laboratorium toch een subklinische hypothyreoïdie te zien is. Dit onderzoek laat zien dat er grote verschillen bestaan tussen het ene lab en het andere. Met name in het gebied van de subklinische hypothyreoïdie pieken de verschillen.
Subclinical hypothyroidism: a ‘laboratory-induced’ condition?
KL Coene, AY Demir, MA Broeren, P Verschuure, EG Lentjes, AK Boer
TSH, over een vergelijkend Nederlands lab-onderzoek
Schildklierforum
Opzet en methoden
In de huidige literatuur en richtlijnen bestaat de neiging om absolute TSH-concentraties te definiëren waarbij patiëntfollow-up of zelfs farmaceutische interventie moet worden gestart. Omdat TSH-concentraties afhankelijk zijn van de analytische methode/het platform dat wordt gebruikt voor TSH-kwantificering, kunnen absolute afkapwaarden een bedreiging vormen voor uniforme klinische besluitvorming. In deze studie hebben we daarom onderzocht in hoeverre de methode/het platform en de referentiewaarden die voor TSH worden toegepast, de klinische interpretatie van schildklierparameters beïnvloeden.
We hebben retrospectief anonieme TSH-resultaten van het Nederlandse externe kwaliteitsbeoordelingsprogramma (EQAS) geanalyseerd in relatie tot de referentiewaarden die door verschillende fabrikanten worden geadviseerd. We hebben ook de referentiewaarden voor TSH/vrije thyroxine (fT4) en de prevalentie van schildklierpathologie in verschillende Nederlandse laboratoria onderzocht, waaronder vier gevallen waarin een wisseling van meetplatform werd uitgevoerd.
Resultaten
Onze gegevens tonen aan dat de interpretatie van schildklierparameters niet alleen wordt beïnvloed door variatie tussen methoden/platforms, maar ook substantieel wordt beïnvloed door de variatie in TSH/fT4-referentie-intervallen die in individuele laboratoria worden toegepast. Daarnaast tonen we aan dat de overgang naar een nieuwe analysemethode/platform kan leiden tot een verschuiving in de prevalentie van schildklierpathologie, met name voor subklinische hypothyreoïdie.
Conclusies
Subklinische hypothyreoïdie kan een 'laboratoriumgeïnduceerde' aandoening zijn. Dit is een ongewenste situatie gezien de klinische implicaties die een dergelijke diagnose voor patiënten kan hebben.

Reacties
Een reactie posten