Bloedonderzoek TSH, T4, T3
Bij de diagnose en behandeling van schildklieraandoeningen is bloedonderzoek belangrijk. Denk aan TSH, T4, T3, FT4, FT3, normaalwaarden en antistoffen . Als eerste wordt de TSH bepaald. Bloedafname Een laboratorium bepaalt op verzoek van de arts diverse waarden in het bloed: Bij de diagnose de TSH-waarde Als de TSH-waarde afwijkt, wordt de FT4-waarde geprikt en eventueel de FT3-waarde Bij behandeling worden de TSH- en FT4-waarde altijd geprikt Soms de T4-, T3- of FT3-waarde Soms de antistoffen TSH De schildklier wordt aangestuurd door TSH (schildklier stimulerend hormoon). De hypofyse maakt dit hormoon. De TSH-waarde reageert op de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed. Hypothyreoïdie Als er te weinig schildklierhormoon in het lichaam is, maakt de hypofyse veel TSH. Je noemt dit hypothyreoïdie . Hyperthyreoïdie Is er te veel schildklierhormoon, dan maakt de hypofyse weinig TSH. Dit is hyperthyreoïdie . T4 en T3 De schildklier maakt de schildklierhormonen thyroxine
Reacties
Een reactie posten