Europese richtlijn behandeling subklinische hypothyreoïdie

Eind november 2013 verscheen de ETA-richtlijn voor de behandeling van subklinische hypothyreoïdie. Aan de hand van 26 aanbevelingen (recommendations) wordt uitgelegd hoe de diagnose gesteld kan worden, welke klachten en symptomen vaak voorkomen en hoe deze aandoening behandeld kan worden. ETA staat voor European Thyroid Association.

Lees vooral de volledige richtlijn. De vertaalde samenvatting geeft heel in het kort een idee. Opmerkelijk is dat het schema strenger is dan de tekst.

2013 ETA Guideline: Management of subclinical hypothyroidism (SCH)
SHS Pearce, G Brabant, LH Duntas, F Monzani, RP Peeters, S Razvi, JL Wemeau

Subklinische hypothyreoïdie (SCH) wel of niet behandelen?
Schildkliertje

Bij subklinische hypothyreoïdie is de TSH-waarde verhoogd en zijn de fT4- en T3-waarde normaal (zie bloedonderzoek). De richtlijn onderscheidt:
  1. milde subklinische hypothyreoïdie met een TSH-waarde tussen 4,0 en 10,0 mU/l
  2. ernstiger subklinische hypothyreoïdie met een TSH-waarde hoger dan 10 mU/l

Klik op schema voor vergroting
Als bij een eerste bloedonderzoek de TSH-waarde tussen 4,0 en 10,0 mU/l is en de fT4-waarde normaal, raadt de richtlijn aan deze meting na twee tot drie maanden te herhalen. Nu met bepaling van de TSH, fT4 en TPO-antistoffen.

Bij patiënten jonger dan +/- 70 jaar beveelt de richtlijn aan direct te behandelen met levothyroxine als de TSH-waarde hoger is dan 10 mU/l. Ook als de patiënt geen klachten heeft die passen bij hypothyreoïdie.

Een proefbehandeling met levothyroxine kan overwogen worden bij een TSH-waarde lager dan 10 mU/l als de patiënt klachten heeft (zie pagina 218 van de richtlijn).

Drie tot vier maanden nadat de TSH-waarde weer normaal is geworden, wordt gekeken of de proefbehandeling gezorgd heeft voor verbetering van de klachten. De behandeling wordt meestal stopgezet als de patiënt zich niet beter voelt.

‘For such patients who have been started on
levothyroxine for symptoms attributed to SCH, response to
treatment should be reviewed 3 or 4 months after a serum
TSH within reference range is reached.’

Beleid bij patiënten ouder dan 70 jaar

De richtlijn raadt aan leeftijdspecifieke TSH-referentiewaarden te gebruiken bij de diagnose van subklinische hypothyreoïdie bij oudere mensen. De oudste ouderen (ouder dan 80-85 jaar) met een verhoogde TSH-waarde (lager dan 10 mU/l) moeten zorgvuldig gevolgd worden met een afwachtend beleid. Hiermee kan een behandeling met levothyroxine meestal voorkomen worden.

Vervolg van de behandeling

Als besloten wordt de subklinische hypothyreoïdie te behandelen dan heeft levothyroxine de voorkeur. De richtlijn raadt aan de TSH-waarde elke twee maanden te controleren na het begin van de behandeling en indien nodig de dosis levothyroxine aan te passen. Voor de meeste volwassenen geldt als doel een TSH-waarde in de laagste helft van de referentiewaarden (0,4 - 2,5 mU/l). Aangeraden wordt om hierna de TSH-waarde op zijn minst één keer per jaar te controleren.

Reacties