Bij auto-immuunaandoeningen van de schildklier werkt het afweersysteem van het lichaam niet goed. Het immuunsysteem vergist zich en valt het eigen lichaam aan. Het maakt antistoffen tegen deze eigen cellen: auto-antistoffen. Er wordt veel onderzoek naar gedaan, omdat veel nog onduidelijk is.
Onderwerp van dit deelonderzoek binnen de Amsterdam AITD Cohort Study was de ontwikkeling van euthyreoïdie (= normale schildklierfunctie) naar openlijke auto-immuun hypothyreoïdie of naar openlijke auto-immuun hyperthyreoïdie.
Binnen het Amsterdamse onderzoek naar auto-immuun schildklierziektes - AITD Cohort Study - werden 790 euthyreote vrouwen die één of meer eerste of tweede graads verwanten hadden met een schildklieraandoening, 5 jaar gevolgd met een jaarlijks onderzoek. Bij ieder jaarlijks bezoek werd de schildkliertoestand vastgesteld door meting van TSH, vrij T4, TPO-antistoffen, Tg-antistoffen en TSH-receptorantistoffen.
In het deelonderzoek van Effraimidis werden de gegevens vergeleken van een klein aantal personen met openlijke hypothyreoïdie (TSH > 5,7 mU/l en FT4 < 9,3 pmol/l) en openlijke hyperthyreoïdie (TSH < 0,4 mU/l en FT4 > 20,1) met de gegevens van controlepersonen. Aan het begin hadden de personen die later hypothyreoïdie kregen al een hogere TSH- en lagere FT4-waarde dan hun controlepersonen. Dat verschil was er een jaar later nog steeds. Dat was anders bij de personen die later hyperthyreoïdie kregen. In het begin was er geen verschil tussen hun TSH- en FT4-waarden en die van hun controlepersonen. De personen met hypo- en hyperthyreoïdie hadden vaker TPO-antistoffen dan de controlepersonen.
Vergeleken met controlepersonen hadden:
Onderwerp van dit deelonderzoek binnen de Amsterdam AITD Cohort Study was de ontwikkeling van euthyreoïdie (= normale schildklierfunctie) naar openlijke auto-immuun hypothyreoïdie of naar openlijke auto-immuun hyperthyreoïdie.
Early stages of thyroid autoimmunity: follow-up studies in the Amsterdam AITD cohort
Lees de samenvatting in het proefschrift van G Effraimidis
Binnen het Amsterdamse onderzoek naar auto-immuun schildklierziektes - AITD Cohort Study - werden 790 euthyreote vrouwen die één of meer eerste of tweede graads verwanten hadden met een schildklieraandoening, 5 jaar gevolgd met een jaarlijks onderzoek. Bij ieder jaarlijks bezoek werd de schildkliertoestand vastgesteld door meting van TSH, vrij T4, TPO-antistoffen, Tg-antistoffen en TSH-receptorantistoffen.
AITD Cohort Study: THEA-score voorspelt Hashimoto of Graves
In het deelonderzoek van Effraimidis werden de gegevens vergeleken van een klein aantal personen met openlijke hypothyreoïdie (TSH > 5,7 mU/l en FT4 < 9,3 pmol/l) en openlijke hyperthyreoïdie (TSH < 0,4 mU/l en FT4 > 20,1) met de gegevens van controlepersonen. Aan het begin hadden de personen die later hypothyreoïdie kregen al een hogere TSH- en lagere FT4-waarde dan hun controlepersonen. Dat verschil was er een jaar later nog steeds. Dat was anders bij de personen die later hyperthyreoïdie kregen. In het begin was er geen verschil tussen hun TSH- en FT4-waarden en die van hun controlepersonen. De personen met hypo- en hyperthyreoïdie hadden vaker TPO-antistoffen dan de controlepersonen.
Vergeleken met controlepersonen hadden:
- rokers minder vaak hypothyreoïdie;
- vrouwen in de periode na de bevalling vaker hypothyreoïdie;
- vrouwen tijdens de zwangerschap vaker hyperthyreoïdie.
Conclusie
De gegevens suggereren dat de overgang van een normale schildklierfunctie naar hypotyreoïdie een geleidelijk proces is dat jaren kan duren. Dat in contrast tot hyperthyreoïdie, een proces dat zich meer lijkt te ontwikkelen in een periode van maanden.Lees ook
- Significance of prediagnostic thyroid antibodies in women with autoimmune thyroid disease
S Hutfless et al - Prediction of progression to overt hypothyroidism or hyperthyroidism in female relatives of patients with autoimmune thyroid disease using the Thyroid Events Amsterdam Study (THEA Score)
TGA Strieder et al
Reacties
Een reactie posten