Incidentie schildklierkanker stijgt en sterfte daalt

De incidentie van schildklierkanker is in Nederland tussen 1989 en 2009 gestegen. Dat melden Olga Husson (Tilburg University) en haar collega’s. Daarnaast rapporteren zij dat de totale relatieve 5-jaarsoverleving in die periode gelijk bleef, en dat de sterfte daalde (EndocrRelat Cancer. 2013; epub 27 februari).

De auteurs verzamelden via de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) de gegevens van alle patiënten van 15-95 jaar die in 1989-2009 de diagnose ‘schildklierkanker’ te horen kregen. Data over sterfte vroegen Husson et al. op bij het CBS. Zij standaardiseerden incidentie- en sterftecijfers voor leeftijd op basis van de Europese standaardbevolking, en gebruikten de relatieve overleving – de verhouding tussen de geobserveerde overleving en de verwachte overleving van een vergelijkbare groep uit de algemene populatie – als schatting voor de ziektespecifieke overleving.

Rising incidence, no change in survival and decreasing mortality from thyroid cancer in The Netherlands since 1989
Olga Husson et al.

In de periode 1989-2009 registreerde de NKR 8021 nieuwe gevallen van schildklierkanker. De totale geschatte incidentie steeg jaarlijks met 1,7%. De incidentie steeg voor alle leeftijdsgroepen (behalve voor vrouwen ouder dan 60 jaar), voor papillaire tumoren, en voor T1- en T3-schildklierkanker. De incidentie van folliculaire, medullaire, anaplastische en T2-tumoren bleef stabiel, die van T4-schildklierkanker daalde.

Increasing world incidence of thyroid cancer: Increased detection or higher radiation exposure?
Leonard Wartofsky

De relatieve 5-jaarsoverlevingen voor papillaire (88%), folliculaire (77%), T1- (96%), T2- (94%) en T3-schildklierkanker (80%) bleven stabiel, die voor medullaire (65%), anaplastische (5%) en T4-schildklierkanker (53%) waren in 2004-2009 iets lager vergeleken met eerdere periodes. De mortaliteit daalde met 1,9% per jaar tussen 1989 en 2009.

Laat de schildklier met rust - Screenen op kanker leidt tot onnodige onrust en overbehandeling
Nadine Böke

‘De incidentiestijging in onze studie was vooral het gevolg van de toename van het aantal gedetecteerde kleine tumoren (T1) van het papillaire histologische subtype’, aldus de auteurs. De totale mortaliteit daalde terwijl de overleving gelijk bleef. Dit komt omdat het percentage opgespoorde tumoren met een goede prognose hoger is geworden, schrijft Olga Husson in een e-mail. ‘De incidentie van kleine papillaire tumoren met een goede overleving is zeer sterk gestegen ten opzichte van grote papillaire tumoren en andere tumorvormen met een slechtere overleving.’



Reacties