Schildklierkanker en nucleaire geneeskunde

Schildklierkanker komt weinig voor en de sterfte eraan is laag. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, net als bij andere schildklieraandoeningen. Schildklierkanker kan op alle leeftijden ontstaan. Meestal tussen het 30e en 60e levensjaar.

Bij de behandeling van schildklierkanker krijg je vaak te maken met nucleaire geneeskunde. Hieronder kun je lezen over de behandelingen en onderzoeken.

Nabehandeling met radioactief jodium

Nadat de schildklier operatief verwijderd is, vindt er na ongeveer vier weken een behandeling plaats met radioactief jodium. Dit is jodium 131. Eerst wordt met een scan gemeten hoe groot de schildklierrest is in het lichaam. Daarna wordt die rest door radioactief jodium vernietigd. Die behandeling wordt ook wel ablatie (= vernietiging) genoemd. Na de operatie tot aan deze ablatie mag de patiënt geen schildklierhormoon slikken. Voor een optimale opname van het radioactief jodium in de nog aanwezige schildkliercellen is het van belang dat de patiënt ‘diep hypothyreoot’ is. Dan is er sprake van een hoge TSH-waarde, en een tekort aan schildklierhormoon.

Jodiumarm of jodiumbeperkt dieet

Het jodiumbeperkt dieet is een voorbereidingsdieet. Het volgen van het dieet is noodzakelijk om nauwkeurig te kunnen meten hoeveel opname er is van radioactief jodium door schildklierweefsel en om het effect van de behandeling met radioactief jodium te verhogen. Dit dieet dient 7 dagen voor de eerste afspraak te worden gestart. Een bijzonder probleem wordt gevormd door henna. Dit kan in wisselende mate grote hoeveelheden jodium bevatten. Als het wordt gebruikt op de huid of in het haar dan moet een behandeling soms maanden worden uitgesteld. In principe kunnen alle soorten haarverf henna bevatten. Ook als er maar weinig henna inzit, kan dat toch al voldoende zijn om problemen te geven. Lees dus de kleine lettertjes op het etiket.

Recombinant humaan TSH (Thyrogen)

Het medicijn Thyrogen zorgt dat de TSH-waarde kunstmatig verhoogd wordt. De dosis schildklierhormoon hoeft hierbij niet verlaagd te worden. De patiënt krijgt daardoor geen klachten zoals bij hypothyreoïdie, want de schildkliermedicatie wordt gewoon dagelijks gebruikt. Thyrogen wordt wel gebruikt bij de ablatie als er sprake is van een beperkte ziekte of als het onverstandig is dat de patiënt hypothyreoot wordt.

Verder wordt Thyrogen toegediend om de thyreoglobuline-waarde (Tg-waarde) in het bloed zo optimaal mogelijk te bepalen. Thyreoglobuline (Tg) is een eiwit dat alléén wordt aangemaakt door schildkliercellen. Als de thyreoglobuline meetbaar is, wijst dit op aanwezigheid van schildklierweefsel in het lichaam. Daardoor kan na genoemde ablatie thyreoglobuline gebruikt worden als tumormarker. Geen thyreoglobuline betekent na ablatie geen (kwaadaardige) schildkliercellen. Wel thyreoglobuline betekent wel (kwaadaardige) schildkliercellen. Na de ablatie zou deze tumormarker niet meer detecteerbaar moeten zijn. Als de tumormarker op een moment weer meetbaar is, dan weet men dat er terugkeer van de ziekte is.

Therapie bij uitzaaiingen

Als er sprake is van uitgezaaide schildklierkanker kan de patiënt drie tot zes maanden na de ablatie nogmaals een behandeling met radioactief jodium krijgen. De behandeling mag herhaald worden met een interval van drie tot twaalf maanden, totdat de ziekte verdwenen is. Als de schildklierkanker later in het leven terugkeert, dan kan de patiënt opnieuw therapie krijgen. Het is natuurlijk wel belangrijk dat nauwlettend in de gaten gehouden wordt dat het beenmerg van de patiënt dit aankan.

De therapie- of ‘slokkenkamer’

Na behandeling met radioactief jodium is opname noodzakelijk in een aparte kamer, totdat de radioactiviteit gedaald is tot onder de wettelijke norm. Pas daarna vindt ontslag uit het ziekenhuis plaats. Anderen mogen namelijk niet ongevraagd deze straling ontvangen. De therapiekamer heeft dikke loodwanden die geen radioactieve straling doorlaten. Ook zijn er speciale sanitaire voorzieningen. Toiletwater wordt afgevoerd naar versterftanks, in verband met de radioactieve straling die zich in de urine bevindt. Al deze maatregelen gelden om te voorkomen dat de omgeving en het milieu worden belast.

Cryopreservatie

Door een aantal behandelingen met radioactief jodium kan de kwaliteit van het sperma afnemen. Omdat van tevoren niet voorspeld kan worden of een patiënt meer dan één behandeling nodig heeft, wordt sinds kort aan alle mannelijke schildklierkankerpatiënten met kinderwens aangeboden het sperma in te vriezen. Dit gebeurt vóórdat de patiënt geopereerd wordt. Tussen de operatie en de ablatie is de patiënt namelijk hypothyreoot, wat ook niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van het sperma.

FDG Positron Emissie Tomografie (FDG-PET)

Als schildklierkankercellen agressiever worden, kunnen ze geen jodium meer opnemen. Wel verbruiken ze meer glucose. Behandeling met radioactief jodium is niet meer goed mogelijk. De patiënt kan alleen nog geholpen worden door de tumoren operatief te verwijderen. Om de plaats van de tumoren te bepalen kan de FDG-PET scan gebruikt worden. Dit apparaat brengt het glucoseverbruik van cellen in beeld. In combinatie met een CT-scan is heel duidelijk te zien waar de tumoren zitten. Daardoor kan de chirurg ze tijdens de operatie vinden. Kankercellen die goed jodium opnemen hebben meestal geen grote glucosebehoefte en zijn daarom niet op te sporen met een FDG-PET scan. De patiënt wordt liggend in zo’n apparaat geschoven.

I-124 Positron Emissie Tomografie (I-124 PET)

Bij deze PET-scantechniek krijgt de patiënt jodium-124 toegediend. Nadat de schildkliercellen de jodium-124 opgenomen hebben, worden ze met behulp van de I-124 PET-scan zichtbaar. Cellen die jodium-131 (zoals bij de behandeling met radioactief jodium) opgenomen hebben, kan dit apparaat niet opsporen. De I-124 PET-scan heeft een groter onderscheidend vermogen, en kan kleinere tumoren waarnemen dan de camera die bij jodium-131 gebruikt wordt. Ook kan met de PET-scantechniek heel precies de juiste dosering jodium-131 berekend worden om in specifieke gevallen het tumorweefsel te vernietigen, bijvoorbeeld bij gevorderde ziekte of uitzaaiingen naar de long. Deze berekening is van belang om zoveel mogelijk het gezonde (long)weefsel te beschermen, maar het kwaadaardige weefsel te vernietigen.




Reacties