Verklarende woordenlijst en afkortingen

Wanneer net de diagnose is gesteld 'er is iets met je schildklier', dan komt er veel over je heen. Je krijgt te maken met onderzoeken en het jargon is een soort abracadabra. Dat jargon is wel de taal van je arts en bijvoorbeeld de doktersassistent. Kennis van die taal helpt jou op weg bij de diagnose, maar ook bij jouw behandeling.

TSH

TSH is hormoon uit de hypofyse dat de schildklier stimuleert schildklierhormoon te maken.

TSH-curve

De schildklier wordt aangestuurd door TSH (schildklier stimulerend hormoon). De hypofyse maakt dit hormoon. Aan de TSH-waarde is goed te zien hoe de schildklier werkt. Deze TSH-curve laat de verdeling van de TSH zien bij mensen zonder schildklierziekte.

T4 / FT4 en T3 / FT3

De schildklier maakt twee soorten hormonen aan: T4 (thyroxine) en T3 (thyronine). Een deel van het T4-hormoon ligt opgeslagen in de schildklier, de rest zit in het bloed. In het bloed is het meeste T4 gebonden aan eiwitten (zoals TBG), een klein deel stroomt rond als ‘vrij T4’. Vrij T4 wordt naar behoefte van het lichaam, weefsels en cellen omgezet in T3. Dat gebeurt onder andere in de lever, de spieren en de hersenen.

Een klein beetje hormoon is direct beschikbaar. Dit geef je aan met de letter F van free = vrij. FT4 is vrij T4 en FT3 is vrij T3.

Negatieve terugkoppeling / negatieve feedback

Als de schildklier meer schildklierhormoon maakt, reageert de hypofyse met minder afgifte van TSH. Als de schildklier minder schildklierhormoon maakt, geeft de hypofyse meer TSH af. Deze zogenaamde negatieve terugkoppeling / negatieve feedback zorgt voor balans in de schildklierhormoonhuishouding.

Hyperthyreoïdie

Bij hyperthyreoïdie maakt de schildklier te veel hormoon. Ook kan er door een ontsteking of te hoge dosis levothyroxine te veel hormoon in het bloed zijn. Is er te veel schildklierhormoon, dan maakt de hypofyse weinig TSH. De schildklier maakt te veel hormoon bij de ziekte van Graves. Klik hier voor behandelingen en bijsluiters.

Bij subklinische of milde hyperthyreoïdie is de TSH-waarde verlaagd en de FT4-waarde normaal.

Hypothyreoïde

Bij hypothyreoïdie maakt de schildklier te weinig of geen hormoon. Ook kan de dosis levothyroxine te laag zijn. Als er te weinig schildklierhormoon in het lichaam is, maakt de hypofyse veel TSH. De ziekte van Hashimoto is een vorm van hypothyreoïdie. Klik hier voor behandelingen en bijsluiters.

Bij subklinische of milde hypothyreoïdie is de TSH-waarde verhoogd en de FT4-waarde normaal.



De dvd is gemaakt in 2007 en dus wel wat gedateerd.

Wat doet een endocrinoloog?

Een endocrinoloog is een specialist die zich bezig houdt met de hormonen en de stofwisseling.

Levothyroxine en liothyronine

Levothyroxine is T4-hormoon als tablet, zoals Thyrax, Euthyrox of Eltroxin. Liothyronine is T3-hormoon als tablet, zoals Cytomel. Dierlijk schildklierpoeder bevat T4- en T3-hormoon. Klik hier voor medicijnen en bijsluiters.

Dejodering

Dejodering zorgt ervoor dat T4 wordt omgezet in T3. T4 heeft 4 jodiumatomen en dejodases halen er 1 jodiumatoom af waardoor T3 ontstaat met 3 jodiumatomen.

Schildklierhormoon en zwangerschap

T3-hormoon wordt dringend ontraden tijdens de zwangerschap. Daarom wordt aangeraden om bij het gebruik van T3-hormoon (Cytomel of dierlijk schildklierpoeder) vóór een zwangerschap over te stappen op levothyroxine. T3-hormoon zorgt voor hogere T3-spiegels in het bloed, terwijl de hersenen van de foetus juist T4-hormoon nodig hebben.

Schildklierremmers

Bij een Graves hyperthyreoïdie bestaat de behandeling uit schildklierremmer met of zonder levothyroxine. Met levothyroxine heet dit block + replace of combinatiebehandeling. Zonder levothyroxine heet dit titratiebehandeling. De schildklierremmer kan thiamazol of PTU zijn. Thiamazol is verkrijgbaar als Strumazol. Bij zwangerschap en borstvoeding krijgt een patiënt sowieso alleen een lage dosis schildklierremmer.

Radioactief jodium of ‘de slok’

De behandeling met radioactief jodium werkt goed en wordt al heel lang toegepast. De patiënt krijgt het radioactief jodium in de vorm van een capsule of als vloeistof. Na inname is 1 à 2 dagen isolatie nodig; dit is vanwege onder andere de afvoer van urine en ontlasting, die tijdelijk radioactief is.

Wanneer het de bedoeling is de schildklier snel uit te schakelen, is een ‘ablatieve dosis’ de oplossing.

TPO-antistoffen

Dit zijn antistoffen tegen de schildklier. Veel patiënten met de ziekte van Graves en de ziekte van Hashimoto hebben deze auto-antistoffen.

TSH-receptor antistoffen

Deze antistoffen hebben te maken met de werking van TSH. TSH stimuleert de schildklier om hormonen te maken. Stimulerende antistoffen – ook wel TSI genoemd – doen TSH na. Ze stimuleren de schildklier om veel schildklierhormoon te maken.

Bij Graves’ hyperthyreoïdie nu of vroeger moet tijdens de zwangerschap het bloed altijd gecontroleerd worden op TSI-antistoffen. Deze antistoffen kunnen via de placenta bij de baby terecht komen. Hierdoor kan de baby zelf hyperthyreoïdie krijgen. Dit is gelukkig zeldzaam maar als het voorkomt, heeft de baby meer kans op groei- en ontwikkelingsstoornissen, een te snelle hartslag en een te grote schildklier (struma). Een struma kan problemen geven bij een bevalling.

HCG

Tijdens de zwangerschap stimuleert hCG de schildklier. Hierdoor maakt de schildklier extra schildklierhormoon. Tijdens de zwangerschap is er meer behoefte aan schildklierhormoon. Dat komt door de zwangerschap zelf en door de behoefte van de foetus aan schildklierhormoon. Dat geldt met name in de eerste drie maanden als de schildklier van het kind nog niet ontwikkeld is. Bij de moeder zorgt het hCG-hormoon dat de schildklier meer schildklierhormoon maakt. HCG wordt door de placenta gemaakt.

In de eerste drie maanden van de zwangerschap kunnen bij normale zwangerschappen en bij zwangeren met hyperemesis gravidarum (overmatige misselijkheid en overgeven) verlaagde waarden voor TSH en verhoogde waarden voor vrij T4 gevonden worden. Deze ‘zwangerschapsthyreotoxicose’ ontstaat door van de TSH-achtige eigenschappen van het humaan choriongonadotrofine (hCG). (Bron: Schildklier en zwangerschap, NVOG)

Normaalwaarden

Normaalwaarden zijn de grenswaarden die horen bij een normale werking van de schildklier.

Normaalwaarden op een rijtje

Een onderzoek dat telkens terugkomt, is het bloedonderzoek. Wanneer het bloed geprikt is, is het gewenst als de arts eerst naar mogelijke klachten luistert. Daarna vergelijkt hij een gemeten waarde met de normaalwaarden. Zo ziet hij of deze binnen de normale grenzen ligt. Als er klachten zijn kan de dosis hormoon worden verhoogd of verlaagd.

Als deze waarde buiten de grenzen valt, doet een arts verder onderzoek naar de werking van de schildklier. Als de waarde binnen de normaalwaarden ligt, kijkt een arts eerder naar andere oorzaken van de klachten. Denk bijvoorbeeld aan diabetes.

Als iemand schildklierhormoon slikt, is de TSH meestal laag-normaal en de FT4 boven het midden van de normaalwaarden.

Elk laboratorium heeft
zijn eigen normaalwaarden.


In het rijtje zie je de meest gebruikelijke normaalwaarden

  • TSH : 0,4 – 4,0 mU/l
  • T4 : 58 - 160 nmol/l - - - (4,5 - 12,6 μg/dl)*
  • FT4 : ca. 7,0 - 16 pmol/l tot ca. 10 - 23 pmol/l - - - (0,7 – 1,8 ng/dl)*
  • T3 : 1,2 – 3,4 nmol/l - - - (80 – 180 ng/dl)*
  • FT3 : 3,5 - 7,7 pmol/l - - - (0,2 – 0,5 ng/dl)*
*De normaalwaarden tussen haakjes zie je wel in Duitsland en België





Reacties