Aanbevelingen behandeling hyperthyreoïdie volgens internistenrichtlijn

In de Richtlijn Schildklierfunctiestoornissen 2012 van de Nederlandse Internisten Vereniging staan aanbevelingen voor de behandeling van thyreotoxicose. Vaak wordt thyreotoxicose hyperthyreoïdie genoemd.


Het is de bedoeling dat je in overleg met de arts kunt kiezen voor een behandeling. Van belang is goede uitleg over voor- en nadelen van de drie behandelingen. Denk hierbij aan grote kans op terugkomst van hyperthyreoïdie bij schildklierremmers, grote kans op hypothyreoïdie bij radioactief jodium en operatie, en risico’s bij een operatie.

Aanbevelingen behandeling thyreotoxicose

Alvorens te kiezen voor een vorm van behandeling is het bij iedere patiënt met thyreotoxicose noodzakelijk om de oorzaak vast te stellen. Hierbij is een schildklierscintigrafie van grote waarde.

Ziekte van Graves

Voor de behandeling van patiënten met Graves’ hyperthyreoïdie zijn drie therapeutische opties beschikbaar:

Voor welke van deze drie opties wordt gekozen, dient in overleg met de patiënt te worden bepaald. Voor de meeste patiënten met een Graves’ hyperthyreoïdie is therapie met schildklierremmers een goede optie, is de mening van de richtlijn-werkgroep.

Behandeling met thiamazol (Strumazol) heeft de voorkeur boven behandeling met PTU.

Behandeling met schildklierremmers dient in het algemeen niet langer dan 12 tot 18 maanden te worden voortgezet. Wanneer de hyperthyreoïdie na staken van de schildklierremmers in remissie is ( = hersteld is na de behandeling), wordt geadviseerd om de schildklierfunctie 1x per 4 maanden te controleren (bloedonderzoek) gedurende 1 jaar en daarna jaarlijks.

zijn beide goed bruikbaar.

Wanneer de hyperthyreoïdie na staken van de schildklierremmers recidiveert ( = terugkomt), wordt behandeling met radioactief jodium of chirurgie [Revisie 2012] of opnieuw medicamenteuze therapie aanbevolen. De keus voor één van deze [Revisie 2012] drie opties dient samen met de patiënt te worden gemaakt.

Bij patiënten met een ernstige Graves’ hyperthyreoïdie en/of een groot struma en bij patiënten met veel TSH-receptor antilichamen moet eerst therapie met radioactief jodium of chirurgie worden overwogen (na voorbehandeling met een schildklierremmer). De keus tussen radioactief jodium en chirurgie dient samen met de patiënt te worden gemaakt.

Vóór- respectievelijk nabehandeling met schildklierremmers

Vóór en na een behandeling met radioactief jodium kan gekozen worden voor behandeling met schildklierremmers. Strumazol heeft de voorkeur boven PTU.

De behandeling met Strumazol (c.q. een combinatietherapie van Strumazol en levothyroxine) dient minimaal 3-5 dagen vóór tot en met 3-5 dagen ná de behandeling met radioactief jodium te worden onderbroken. Met PTU dient de medicatie langer dan 15 dagen vóór tot en met 3-5 dagen ná de behandeling met radioactief jodium te worden onderbroken.

Geadviseerd wordt het gebruik van schildklierremmers (c.q. de combinatietherapie van thyreostatica en levothyroxine) tot 3 maanden na behandeling met radioactief jodium te continueren, om klachten en symptomen te voorkomen.

Toxisch adenoom of toxisch multinodulair struma

Bij patiënten met een hyperthyreoïdie ten gevolge van een toxisch adenoom of een toxisch multinodulair struma wordt geadviseerd om als primaire therapie radioactief jodium of chirurgie te kiezen. Gezien de leeftijd van de meeste van deze patiënten is behandeling met radioactief jodium een aantrekkelijke optie. Wanneer vanwege de grootte van het struma snelle decompressie is geïndiceerd, is chirurgie aangewezen.

Thyreoïditis

Er is geen plaats voor behandeling met schildklierremmers of radioactief jodium in geval van een thyreoïditis.

Vervolgtraject

Patiënten die zijn behandeld voor hyperthyreoïdie met schildklierremmers, radioactief jodium of chirurgie dienen jaarlijks controle (bloedonderzoek) van de schildklierfunctie te ondergaan gezien de kans op terugkomst van de hyperthyreoïdie en de ontwikkeling van hypothyreoïdie.


Spreekuur Thuis

Reacties