Dejodering: omzetting van T4 in T3 ...

Het schildklierhormoon (T4 en T3) wordt in het bloed vervoerd door eiwitten, waarbij het voor meer dan 99,5% aan die eiwitten gebonden is. Het kleine vrije deel (FT4 en FT3) is in feite het actieve hormoon.

Na vervoer in de bloedbaan worden vrij T4 en T3 in de weefsels opgenomen. Het vrij T4 wordt dan voor een deel (~30%) omgezet in het actieve T3 en voor een deel (~30%) afgebroken in niet-actief hormoon (= rT3 (reverse T3)). Het afgebroken, niet-actieve schildklierhormoon (rT3) komt terecht in de (darm-lever) kringloop.

Dejodering of deiodinatie

Enzymen maken de omzetting ( = deiodinatie of dejodering) van T4 naar T3 mogelijk. Je noemt het dejodering omdat van T4 met vier jodiumdeeltjes één jodiumdeeltje wordt afgehaald waardoor T3 ontstaat (met 3 jodiumdeeltjes). Zo'n enzym noem je dejodinase of in het Engels deiodinase. Bij die omzetting kan het dus gaan om de activatie of inactivatie van schildklierhormonen.

Er zijn drie soorten dejodinases:
  • type 1: D1
  • type 2: D2
  • type 3: D3

D1 zorgt voor activatie en ook wat inactivatie van schildklierhormoon. De omzetting van T4 in T3 gebeurt vooral in de lever, nieren en schildklier.

D2 zorgt voor plaatselijke omzetting van T4 in T3. Het gaat vooral om activatie. De omzetting van T4 in T3 gebeurt vooral in hersenen, hypofyse, bruin vetweefsel, schildklier en spieren.

D3 zorgt voor inactivatie/afbraak van schildklierhormonen, van T4 in rT3 in T2, en verder. De omzetting van T4 in T3 gebeurt vooral in de placenta en ook in onze hersenen en huid. Bescherming van weefsels tegen te veel schildklierhormoon is waarschijnlijk de belangrijkste rol van D3.




Bronnen

Reacties